Symbolen en verwijzingen
Inclusief dubbele bodem
Oeteldonk kent natuurlijk heel veel symbolen en kenmerken. Je ziet ze overal en vaak is de betekenis hartstikke helder. Maar toch is lang niet alles duidelijk voor iedereen. Logisch, want Oeteldonk staat ook voor een ‘dubbele bodem’. Dat zorgt soms voor de nodige verwarring en discussies.
Wapen van Oeteldonk. Met alle symbolen.
Het Wapen van Oeteldonk bestaat sinds 1924 en is zichtbaar op het vaandal dat door vaandeldrager Daantje Woenders wordt gedragen. In 1962 is het Wapen van Oeteldonk uitgegeven als eerste jaarembleem. Sindsdien zien we dit wapen vaak terug op de kiel bij veel Oeteldonkers. Binnen het wapen zijn drie Oeteldonkse symbolen opgenomen:
- Drie kleuren geschuind in drie delen sinister: Keel, Zilver en Goud.
- De nar en helmstuk voor de carnavaleske maskerade.
- De kikkers en de ijzeren bout (Oeteldonks voor libel) symboliseren het moeras Oeteldonk.
Knillis. De boer van Oeteldonk.
Boer Knillis is één van de belangrijkste symbolen van Oeteldonk. Als vermeend stichter van Oeteldonk, maar ook als dé Oeteldonkse boer. In zijn traditionele Oeteldonkse kleding (blauwe kiel, witte wanten en boerenpet) staat hij metershoog te pronken op zijn sokkel op de markt. Pal voor het Zomerpaleis van de Prins. Knillis wordt op carnavalszondag onthuld door de prins, natuurlijk in het bijzijn van duizenden uitzinnige Oeteldonkers. Zijn symbolische begrafenis op dinsdagnacht (vanaf 23.55 uur) is de afsluiting van carnaval. Hierbij vloeit menig traantje bij heel veel Oeteldonkers.
Knillis is een standvastige boer, maar niet van steen. Daarom vergezelt zijn vrouw Moeder Hendrien hem elk schrikkeljaar. Dan staan ze naast elkaar op dezelfde sokkel.
De kikkers. Uit het Oeteldonkse moeras.
Een Oetel is geen Kikker en een Kikker is geen Oetel. Vaak worden Oetels wel afgebeeld als kikkers, maar ze zijn niet hetzelfde. Maar … we weten wel zeker dat ze ‘bolle ogen, pootjes en een smoel’ hebben, aldus de ‘Lokroep van d’n Oetel’.
Ons Volkslied. Uit volle borst gezongen.
Het Oeteldonks volkslied is in 1884 geschreven door Driek Pakoan en gecomponeerd door Hannes Krassert. Het is een lofzang op Oeteldonk, bestaande uit 3 coupletten en een solo, waarvan meestal het eerste couplet wordt gezongen:
O pronkjuweel van heel deez’ aard
Ons dierbaar Oeteldonk
Door niets en nimmer evenaard
Geen naam die schoner klonk (bis)
Waar is op gansch het wereldrond
Een watervrij moeras
Zoo schoon als waar ons wieg eens stond
De Oeteldonkse plas (bis)